Op 11 december 2024 stond een cliënt van mr. Wouters terecht, die ervan werd verdacht dat hij in 2023 meerdere laptops had gestolen uit een bedrijfspand. Aan de hand van camerabeelden meenden een aantal opsporingsambtenaren cliënt te kunnen herkennen. Cliënt ontkende echter dat hij een bedrijfsinbraak had gepleegd.
De officier van justitie meende dat cliënt moest worden veroordeeld en eiste daarbij een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk.
Mr. Wouters verzocht de politierechter cliënt vrij te spreken, nu de inhoud en totstandkoming van de verschillende herkenningen – kortweg – te wensen overliet. Om die reden konden deze processen-verbaal niet worden gebruikt voor een bewezenverklaring, terwijl ander bewijsmateriaal voor betrokkenheid van cliënt ontbrak.
De politierechter volgde mr. Wouters in zijn betoog en sprak cliënt vrij. Door de officier van justitie is geen hoger beroep ingesteld.