+ 31 20 30 32 840
·
info@takensadmiraal.nl
·
Maken afspraak: Ma - Vr 09:00-17:30
Contact

Lunchinterview Ayse Çimen in NRC

Ayse Çimen, advocaat in de zaak-Peter R. de Vries: ‘Ik heb me nog geen seconde onveilig gevoeld’

Lunchinterview Ayse Çimen, advocaat, verdedigt een van de verdachten van de moord op Peter R. de Vries. „Eén keer heb ik gedacht: ik stop met dit werk en begin een bloemenstalletje.”

Half en half verwacht ik dat advocaat Ayse Çimen wordt beveiligd. Sinds de moord op Derk Wiersum, advocaat van kroongetuige Nabil B. in het liquidatieproces-Marengo, lijkt haar beroep me levensgevaarlijk. Maar nee. Ze komt in haar eentje het Amsterdamse restaurant Neni binnen en gaat zonder aarzelen met haar rug naar de ingang zitten. Ze draagt een lichtblauwe, denimachtige blousejurk en zwarte laarzen, een Cartier-horloge om haar rechterpols. Eerder droeg ze een Rolex, zal ze vertellen, maar daar hebben straatcriminelen het te vaak op voorzien. Lachend: „Ik hou van opzichtige spullen.” Ze negeert de wijnkaart en bestelt alleen een voorgerecht.

Als het gaat over zware delicten als drugshandel, witwassen, overvallen, moord en doodslag, zie je in Nederland weinig vrouwelijke advocaten. Veruit het bekendst is Inez Weski, de ex-advocaat van hoofdverdachte Ridouan Taghi in het Marengo-proces, die wordt verdacht van het doorspelen van informatie voor hem. Ayse Çimen (42) zit zestien jaar in hetzelfde vak. Samen met kantoorgenoot Alexander Admiraal staat ze Kamil E. bij, een van de verdachten van de moord op Peter R. de Vries. Een jaar geleden werd tegen hem levenslang geëist. Net voor de uitspraak besloot de rechtbank dat de zaak over moest wegens verklaringen van een nieuwe getuige.

De arrestatie van Weski in april kwam bij de advocatuur hard aan, zegt Çimen. „Dat is wel eventjes een reus die wordt neergehaald.” Zoals veel vakgenoten neemt ze het Openbaar Ministerie (OM) de aanhouding in een lopende strafzaak kwalijk, evenals „het vermoedelijke afluisteren” van gesprekken tussen Weski en Taghi in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI). „Ik vind de timing gek. Door tijdens het Marengo-proces bezoeken van Weski aan Taghi af te luisteren, kon het OM kennisnemen van vertrouwelijke informatie. Ik vind dat het recht op vertrouwelijke communicatie tussen een advocaat en een verdachte die levenslang boven het hoofd hangt, zwaarder had moeten wegen dan de verdenking tegen Weski.”

Die verdenking luidt, formeel, „het voortzetten van criminele handelingen gericht op drugshandel en witwassen”. Het is nog niet bekend welk bewijs het OM daarvoor heeft. Begin deze maand kwam Weski na ruim veertig dagen voorarrest vrij.

Zwavelzuur in het gezicht

De moordaanslag op Derk Wiersum, op 18 september 2019, was voor Çimen een nog veel grotere klap. Ze kende hem, „we waren bevriende collega’s”. Het nieuws bereikte haar in het gerechtshof van Amsterdam, via een appje van een vriendin. Ze krijgt weer tranen in haar ogen. „Die dag heb ik wel gedacht: ik stop met dit werk en begin een bloemenstalletje.” Die dag, zegt ze ook, voelde ze zich meer verbonden met officieren en rechters dan met haar cliënt. Maar dat duurde maar een dag. Ze aarzelde ook niet toen ze twee jaar later het verzoek kreeg om Kamil E. bij te staan. Wegens de „mediadruk” wilde ze dat niet in haar eentje doen. „Het is natuurlijk een zaak waarbij de natie meekijkt.”

Ook sinds ze betrokken is bij de zaak-Peter R. de Vries heeft ze zich „nog geen seconde” onveilig gevoeld. Ze is weleens bedreigd, maar dat was naar aanleiding van een andere zaak. „Ik had een cliënt die zwavelzuur in het gezicht van zijn partner of ex-partner had gegooid. Zij heeft uiteindelijk zelfmoord gepleegd. In reactie op de uitspraak van het hof heb ik tegen een journalist gezegd dat haar dood hem juridisch niet kon worden aangerekend, want zijn opzet ging niet verder dan verminking. Daarna kreeg ik meerdere mails over hoe ik het zou vinden om zelf een keer zwavelzuur in mijn gezicht te krijgen.” Hoe reageerde ze? „Niet. Sowieso hou ik geen rekening met reacties bij wat ik zeg. Als ik ergens van overtuigd ben, dan spreek ik me uit. En als mensen daarover vallen, dan denk ik, plat gezegd, dit.” Ze steekt haar middelvinger op.

Ayse Çimen groeide op in Haarlem. De eerste jaren woonde ze in een eengezinswoning met niet alleen haar ouders en drie zussen (zij is de tweede), maar ook haar grootouders en de zussen en broer van haar vader. Haar moeder was vijftien toen ze uit Turkije kwam om met haar vader te trouwen. Haar vader was zestien. „Mijn ouders zijn familie van elkaar. Ze zijn aan elkaar uitgehuwelijkt.” Het huwelijk bleek niet houdbaar, ook niet nadat het gezin was verhuisd naar een andere woning. „Mijn vader was er vaak een tijd niet en dan weer wel. Hij kon een prettig mens zijn, maar ook dominant en autoritair.” Ze heeft al jaren geen contact met hem. „Nee. Ik wil hem niet meer zien.”

Haar moeder „deed haar best met een minimaal salaris rond te komen en voor vier kinderen te zorgen”. Ze werkte in een grote wasserij. In vakanties waren er gezinsuitjes samen met een Nederlands echtpaar, door Ayse en haar zussen ‘mama en papa’ genoemd. „Mama had ooit gereageerd op een oproep van mijn oma om als gastouder te zorgen voor het jongere zusje van mijn vader. Ze zijn altijd in het gezin gebleven. We logeerden ook weleens een weekend bij hen, en gingen met hun honden wandelen in de duinen.” Hun eigen ouders noemden ze in het Turks ‘anne en baba’.

Çimen leerde makkelijk en rolde soepel door het vwo. „Ik spijbelde wel. Dan moest ik weer bij de decaan komen en werd mijn moeder weer gebeld. Ze koos altijd partij voor de leraar. Ik moest mijn mond houden, hij had gelijk.” Dezelfde decaan raadde haar af literatuurgeschiedenis te gaan studeren, zoals uit een beroepskeuzetest kwam, omdat er geen droog brood mee te verdienen viel. „Ik dacht: die man heeft ook altijd overal een mening over.” Ze vroeg wat hij vond dat ze dan moest studeren, ze had geen idee. „Hij zei: een algemene studie, dan heb je daarna nog alle mogelijkheden. Psychologie, Nederlands, rechten.”

Het werd rechten, in eerste instantie bestuursrecht. Tegen het einde kreeg ze via een docent een zomerstage van een week bij een groot kantoor op de Zuidas. Binnen een dag knapte ze af, waarop precies kan of wil ze niet zeggen. „Ik dacht instinctief: dit is niet mijn plek.” Ze ging strafrecht erbij doen. In een practicumvak (‘oefenrechtbank’) viel ze op bij Marcel Nuijten, toen advocaat bij Spong in Haarlem. Een stage daar had het tegenovergestelde effect. „Vanaf dat moment wist ik: dit wil ik doen.”

Topadvocaat

Bijna tien jaar werkte ze bij Spong Advocaten. Op de vraag waarom hij haar aannam, antwoordt Gerard Spong: „Ze heeft juridische scherpte en is in staat iedere gecompliceerde strafzaak te behandelen, op een manier die ook voldoet aan de eisen van integriteit en onafhankelijkheid die de advocatuur stelt. En met een juiste dosis afstandelijkheid en humor.” In 2018 werd ze partner bij Takens Admiraal.

Ik vraag haar waar de humor zit in haar werk. „Bijvoorbeeld in dingen die mensen doen wanneer ze in het nauw zitten”, zegt ze na enig nadenken. „Een verdachte at bij zijn aanhouding een simkaart op. Daar moet ik dan toch wel om lachen. En veel cliënten hebben best veel humor, ondanks de manier waarop ze in een zaak betrokken zijn. Veel verdachten, daders, zijn niet de monsters die iedereen in hen ziet.”

Anders dan Spong is Ayse Çimen niet bekend bij het grote publiek. Ze is weleens gevraagd om aan te schuiven bij een talkshow, zegt ze, heeft ook weleens getwijfeld. „Uiteindelijk vind ik het dan toch niet de moeite waard. Ik maak de afweging of het mijn cliënt wat oplevert. Ik ga daar niet zitten omdat het voor mezelf misschien leuk zou zijn.” Is het ook niet een afweging om, als een van de weinige vrouwelijke topadvocaten in het strafrecht, af en toe acte de présence te geven? Ze begint te lachen – en kan even niet meer stoppen. Topadvocaat, het woord alleen al. Een advocaat die op tv komt, heet al snel een topadvocaat, zegt ze. Ze geniet zelf altijd wel van tv-optredens van Spong. Ze vindt dat hij mensen „betovert” met zijn betoogtrant, ook rechters trouwens. „Vrouwen denken misschien ook vaker dan mannen: een ander kan dat beter. Ik denk dat eigenlijk ook wel. Geroutineerdere advocaten kunnen het met meer flair en misschien compacter zeggen.” Ja, beaamt ze, zo draagt ze ertoe bij dat er vooral mannen zitten. Ze begint weer te lachen. „Daarom twijfel ik af en toe.”

Verliefdige cliënten

Voorop staat toch, zegt ze, het ontwikkelen van een vertrouwensband met cliënten. „Sommige advocaten zeggen: ‘een cliënt hoeft mij niets te vertellen, ik kijk wel in het dossier’. In sommige gevallen is het ook verstandig om niet de kluis te zijn van een cliënt, zijn geheimen te kennen. Maar ik ben het type advocaat dat tegen een cliënt zegt: ik wil zo veel mogelijk informatie hebben, om te kunnen bepalen dat ik het beste doe in uw belang.” Lastig vindt ze het als ze te maken krijgt met „verliefdige cliënten”. „Dan krijg ik briefjes, attenties, willen ze me mee uit eten nemen als ze vrijkomen. Daar zit ik niet op te wachten.” Om die reden houdt ze haar relationele status strikt voor zichzelf. „Ik zeg altijd hetzelfde: ik ben gelukkig in de liefde.”

Valt haar baan te combineren met een relatie? Ze vindt dat geen vreemde vraag. „Je hebt een heel begripvolle omgeving nodig. Mijn familie kon er in het begin slecht tegen dat ik tot laat bleef werken, afspraken afzei op het allerlaatste moment. Mij is wel verweten dat mijn werk op de eerste plaats komt, ook door vrienden, ook in relaties. En het is deels natuurlijk wel waar.” Op vakantie gaat haar laptop mee en blijft haar telefoon aan. „Ik voel het ook wel als verantwoordelijkheid”, zegt ze. „Je hebt als advocaat veel vrijheid. Je kunt tegen welke cliënt ook zeggen: nee, ik wil of kan u niet bijstaan. Maar op het moment dat je ja hebt gezegd, dan voel ik de verantwoordelijkheid om dat op een goede manier te doen.”

Ze vertelt hoe ze in hoger beroep een man bijstond die ervan verdacht werd tijdens een schietpartij een voorbijganger, een jongen van achttien, dodelijk te hebben geraakt. Hij kreeg in hoger beroep een fors hogere straf: twintig jaar cel, vier jaar meer dan bij de rechtbank, twee jaar meer dan geëist. „Daar voelde ik me lullig onder, al wist hij dat het kon gebeuren. Maar hij zei tegen mij: je hebt gedaan wat je kon. En de dag erna kreeg ik via zijn vriendin als dank een bos bloemen. Dat vond ik echt aardig. Dat hij zelf ook zei: het is goed zo.”

Related Posts